op de TV: 15 oktober in 'Het Vermoeden'
https://portal.eo.nl/programmas/tv/het-vermoeden/
Moniek Westerman
15 oktober 2017 om 11:35 uur
Marleen Stelling spreekt met Moniek Westerman over haar werk, haar achtergrond en de spirituele reis die ze maakte. Moniek werd aanvankelijk helemaal niet met beelden opgevoed, omdat haar jeugd zich grotendeels afspeelde in een sober protestants gezin in Assen. Beelden waren not done, met één uitzondering: de 'Duif', het symbool voor de Heilige Geest. Er was geen Maria die liefdevol tussen de mens en God kon bemiddelen, geen gekruisigde Jezus met pijn in zijn blik en rode verf uit zijn wonden. Evenmin kaarslicht of de vervoering van wierook en onverstaanbare klanken. In haar vijfde levensjaar verhuisde ze tijdelijk naar het katholieke Oldenzaal. Dat gaf haar een onbedoeld inkijkje in het tableau vivant van de rooms-katholiek kerk, inclusief de carnavalsoptocht die ze na veel zeuren mocht zien. Ondanks dat ze terugkeerde naar Assen, bleef de liefde voor beelden.
Dagblad van het Noorden over Open Stal
Met een mooie foto van mijn 'Droomboom'
Mooie woorden...
In het radio-programma 'de Ochtend' van 6 maart j.l. besprak Alain Verheij op gloedvolle wijze de tentoonstelling 'Verspijkerd en Verzaagd'. Hij had mooie woorden over voor mijn werk.
http://www.npo.nl/de-ochtend/06-03-2017/RBX_KN_6227003/RBX_KN_7782002
Op 14 februari '17 werd ik geinterviewd in Trouw.
https://www.trouw.nl/religie-en-filosofie/nieuwe-kunst-maken-van-afgedankte-jezusbeelden~a9fc792e/
hier de tekst lezen kan ook:
Nieuwe kunst maken van afgedankte Jezusbeelden
Henny de Lange– 16:36, 14 februari 2017
Eerst verzamelde ze alleen de kruizen, nu maakt kunstenares Moniek Westerman nieuwe kunst van afgedankte heiligenbeelden. Binnenkort te zien in het Noordbrabants Museum in Den Bosch.
Moniek Westerman weet precies waar ze moet zoeken in kringloopwinkel ‘Mamamini’, net buiten het centrum van Groningen. Ze loopt meteen naar de tafel waarop kitscherige beeldjes en andere prullaria staan uitgestald. “Als er al een kruisbeeld van Jezus is, moet het hier tussen liggen.” Maar geen heiligenbeeld te bekennen. Groot is de kans ook niet, vertelt ze. In Groningen zijn rooms-katholieken dun gezaaid. En belanden er dus ook maar weinig afgedankte kruizen en heiligenbeelden in de kringloop.
Toch heeft ze er in de loop der tijd vele tientallen weten te bemachtigen, met hulp van meespeurende vriendinnen. Bijna vijftig beelden van de gekruisigde Jezus verwerkte ze in een groot kunstwerk, dat vanaf zaterdag te zien is in het Noordbrabants Museum in Den Bosch. Het maakt daar deel uit van de tentoonstelling ‘Verspijkerd en verzaagd’ over het hergebruik van heiligenbeelden in de Nederlandse beeldhouwkunst.
Westerman rommelt nog wat tussen de beeldjes en pakt een wit poesje op. “Wat is dit intens lelijk, hè. Ik noem dit altijd spullen zonder bestaansrecht. Ze zouden niet eens gemaakt moeten worden. Net zoals plastic bloemen.” Ze wijst naar een bos rode exemplaren, dik onder het stof. Ze vertelt dat ze ooit in een tuincentrum uit balorigheid plastic varens tussen de echte heeft gezet, en omgekeerd . “Ik hoopte dat ze dan met de verkeerde plant bij de kassa zouden staan.”
Genoeg baby's
Na nog eens goed rondspeuren houdt ze het voor gezien. Geen Jezus aan het kruis. Ze staat even peinzend met een plastic mini-kerkje in de hand. Met gebrandschilderde raampjes. Er staat geen prijs op. “Alles wat niet geprijsd is, kost hier vijftien eurocent.” Ook een babypopje gaat nog door haar handen. Ze zou het misschien kunnen gebruiken voor het kunstproject waar ze nu mee bezig is. Vooral ‘die mollige beentjes’ spreken tot haar verbeelding. Al heel wat poppen heeft ze hier gekocht om de armen en benen eraf te slopen. “Deze toch maar niet, ik heb eigenlijk al genoeg baby’s.”
Haar atelier puilt uit van wat een buitenstaander al gauw ‘zooi’ zou noemen. Bijna elke dag struint Moniek Westerman (1960) kringloopwinkel Mamamini bij haar om de hoek af. Ook op rommelmarkten en op straat verzamelt ze spullen om te gebruiken in haar kunstwerken. “Toen mijn zonen nog klein waren, vonden ze het vreselijk als hun moeder op weg naar school weer eens in een afvalcontainer dook.”
Pas op haar veertigste ging Westerman naar de kunstacademie: Minerva in Groningen. Daarvoor werkte ze als diëtist, een baan die ze nog steeds combineert met het kunstenaarschap. Niet alleen vanwege het geld, maar ook omdat ze zich niet wil afzonderen in haar atelier en de kunstwereld. Ze vindt het belangrijk en inspirerend om contacten te hebben met allerlei mensen in de samenleving.
Kunst, laat staan de kunstacademie zat niet ‘in het systeem’ in het gezin waarin ze opgroeide. “Het kwam na de havo niet bij me op dat ik ook kunstenaar zou kunnen worden. Ik heb het mijn ouders nooit gevraagd, maar ik denk niet dat ze het destijds een goed idee hadden gevonden.”
Westerman met een van de gevleugelde Jezusbeeldjes
Ze was wel creatief en volgde in de avonduren tekenlessen. Op een open dag van de Minerva Academie besloot ze binnen te stappen. “Het voormalige gebouw van de diëtistenopleiding bleek verbouwd tot atelier. Het was zo’n groot contrast met de steriele keuken waarin ik was opgeleid. Het zag er zo heerlijk anarchistisch uit. Dit wil ik, realiseerde ik me. Ik heb toelatingsexamen gedaan en in de avonduren de academie afgemaakt.”
Als beeldend kunstenaar werkt ze vrijwel uitsluitend met materialen die al gebruikt zijn en een ‘verleden’ hebben. Het gaat haar niet om het hergebruik als zodanig, maar om de ‘herkenningspunten’ die afgedane spullen oproepen. “Alleen al de geur van oud tentdoek bijvoorbeeld. Of de herinneringen aan vroeger die de ouderwetse pronkkopjes van oma oproepen, die nu massaal in de kringloop staan. Het gaat me om spullen die ooit gekoesterd zijn, of zelfs aanbeden, zoals religieuze beelden. En nu nonchalant bij het vuil zijn gezet. Dat zegt iets over onze samenleving en de rol van religie daarin.”
Ze maakte kunstwerken van onder meer kapotte jasbeschermers en andere onderdelen van fietsen; van schoenzolen, speelgoedpoppen en uit de Waddenzee geviste netten. Als diëtist heeft ze speciale belangstelling voor voedsel. Dat zie je ook terug in haar kunst ‘tegen verspilling en vervetting’. Van frituurvet metselde ze een huis: ‘Ons aardse huis’. Ze schreef met stroop in de sneeuw. En van suikerklontjes maakte ze een kleed. Ook ‘anorexiastoeltjes’ behoren tot haar oeuvre, uiteraard gemaakt van stoelen uit de kringloop.
En dan is er nog haar obsessie met afgedankte heiligenbeelden.
Hoe is die ontstaan?
“Op een dag vond ik bij de kringloop een mooi houten kruis, zonder Jezus eraan. Ik besloot kruizen te gaan verzamelen. Mijn idee was om er een grote cirkel van te maken, zodat je allemaal horizontale en verticale lijnen krijgt, net als in het schilderij ‘Pier en Oceaan’ van Piet Mondriaan. Maar het viel niet mee om hier in het noorden aan afgedankte lege kruizen te komen. Wel vond ik kruizen mét corpus Christi. Het was vrij eenvoudig om die eraf te halen door de drie kleine spijkertjes los te peuteren. Het had ook iets van een symbolische kruisafname, die verlossing van Jezus van het kruis.
“Al die corpora gooide ik een bak. Daar lagen ze er wat oneerbiedig bij, de armen wijd, sommige van hout, andere van brons of plastic. Die bak met lijken werd voller en voller en dat deed me wat. Ik vond ze zo naakt en zielig ook met die gaatjes in de handen en voeten. Ik moest daar iets aan doen. In het park ben ik gaan zoeken naar veertjes van vogels. Die heb ik met een ijzerdraadje door de gaatjes vastgemaakt aan de handen.”
Zodat Jezus kan vliegen...
“Inderdaad. Vlieg maar weg, dat is mijn gedachte erbij. Jezus, vlucht maar weg van deze wereld, want die is je niet waard. Er gebeuren hier zoveel domme dingen die haaks staan op waar Jezus voor staat: zachtmoedigheid, geweldloosheid.”
Onvermijdelijke vraag: is dit ook een afrekening met uw christelijke opvoeding?
“O nee, ik wil absoluut niet zoals bijvoorbeeld Maarten ’t Hart aanschoppen tegen het geloof of tegen de opvoeding die mijn ouders me hebben gegeven. Ik ben daar heel mild over. Ik ben opgegroeid in Assen in een warm gezin. We leefden volledig binnen ons zuiltje van de Nederlandse Hervormde Kerk. Iedereen dacht hetzelfde en je zag ook geen andere mensen in het protestantse Assen. In onze kerk zag je geen beelden en kaarslicht. Beelden van bijbelse figuren waren taboe, want dan loerde het gevaar dat je ze ging vereren of aanbidden. Ik mocht zelfs geen kruisje als sieraad dragen. Begrijp me goed, het was geen loodzwaar zwartekousen christendom en ik loop ook niet met een trauma rond om gemiste ijsjes op warme zondagen. Je wist gewoon niet anders. Zuinigheid, medemenselijkheid en bescheidenheid zijn de calvinistische waarden waarmee ik ben grootgebracht. God had het beste met ons voor, maar toch was ik vaak bang. Als ik al te kritische vragen over het geloof stelde was het antwoord, kort in mijn eigen woorden samengevat: ‘Waarom? Daarom, bestwil, amen.”
En nu maakt u kunst van die verboden beelden en kruizen.
“Ik ben ze in het begin schoorvoetend gaan kopen, haast op een baldadige manier. Wat niet mag en mocht, blijft altijd spannend. Er zit natuurlijk ook wel iets van rebellie in, maar ik wil het niet te groot maken.”
Hebt u het geloof afgezworen?
“Nee, ik bezoek ook nog weleens een kerk, maar de ballast van het verleden heb ik wel achter me gelaten. Mijn beeld van Jezus heeft ook een ontwikkeling doorgemaakt. Van de goede herder van mijn kinderjaren en hippie in de musical Jesus Christ Superstar in mijn tienertijd tot de man van de Bergrede. De volgende stap is dat ik met mijn kunst hem nu wil helpen weg te vliegen als een vogel. Ik geef Jezus de kans te ontsnappen aan deze wereld, waar zijn naam zoveel wordt misbruikt. Zelfs zijn zogenaamde volgelingen luisteren nauwelijks nog echt meer naar hem. Zijn beelden worden niet meer aanbeden, maar gedumpt bij het afval en in de kringloop. Ik geef er een nieuwe religieuze betekenis aan, maar wel heel vrij, iets tussen hemel en aarde.”
Was het ook een probleem om vleugels te vinden?
“Nee, veren vind je overal, in het park, op het strand. Ik neem ze ook mee uit het buitenland. Er zitten veren van allerlei soorten vogels in verwerkt. Op de tentoonstelling in Den Bosch hebben we al die Jezusfiguren zo bij elkaar gehangen dat ze samen één grote vogelvlucht vormen.
“Wat nog wel een gedoe gaf was dat ze eerst allemaal in de vriezer moesten. Ik heb maar een klein vriesvak, dus de grotere exemplaren heb ik moeten demonteren. ”
Vriezer???
“In de veren kunnen motten zitten en die willen ze niet hebben in het museum, omdat ze voorwerpen van textiel kunnen beschadigen.”
Eerste expositie met devotie-objecten in hun ‘nieuwe leven’
Tot diep in de jaren zestig stonden er veel goedkope gipsen heiligenbeelden en devotie-objecten in rooms-katholieke kerken en in huizen van gelovigen. Door de ontkerkelijking werden de gipsen heiligen vaak letterlijk aan de straat gezet. Kunstenaars geven ze sindsdien een tweede ‘leven’ door ze te verspijkeren en te verzagen. De Bossche kunstenaar Jacques Frenken (1929) nam rond 1965 als eerste afgedankte heiligen onder handen. Hij kocht ze voor een habbekrats bij de Sint-Janskathedraal, verzaagde ze of sloeg ze vol spijkers. Voor Frenken was dit een afscheid van het kerkelijk geloof en een zoektocht naar een nieuwe christelijke beeldtaal, maar veel katholieken reageerden geschokt.
Op de tentoonstelling ‘Verspijkerd en verzaagd’ in het Noordbrabants Museum(18 februari t/m 5 juni) in ’s-Hertogenbosch zijn voor het eerst dertien vroege assemblages van Frenken te zien, aangevuld met werk van tijdgenoten.
De NRC 'erop uit tip van 21 oktober....
Meppeler Courant 19-09-16
De beelden expositie in NRC (16-09-16)